Is muziek een linkse hobby? En zijn muzieksubsidies een decadente gekkigheid uit de jaren ‘70? Nee hoor: muzieksubsidies zijn al eeuwen doodnormaal. Al voor het begin van onze jaartelling was er sprake van een soort subsidiëring voor muziek. Gewoon omdat het noodzakelijk was voor muziek.
De relatie tussen de kabinetten Rutte en de muzieksector kunnen we inmiddels wel problematisch noemen. Van extreme bezuinigingen rond 2011, tot het wel heel erg onberekenbare corona-beleid voor concerten in 2021. “Duw er maar een dvd’tje in”, aldus minister Hugo de Jonge eerder dit jaar. De sector moet ook vooral zelf zijn broek ophouden volgens onze liberale premier.
Ondersteuning voor de muzieksector vanuit publieke middelen is echter geheel niet nieuw. Sterker nog, dat gebeurt al duizenden jaren. Op verschillende manieren, dat wel. Een kort overzichtje:
De rijkste Griek
Zoals bekend hadden de oude Grieken (rond het jaar 500 BC) al een vrij ontwikkelde maatschappij, inclusief een plaats voor de podiumkunsten. Muziek werd geprogrammeerd op de verschillende “spelen”, zoals de Olympische Spelen, de Phytische Spelen etc. Muziek werd daar gecombineerd met sport, toneel, eten en meer. En de Grieken hadden ook al muziekpodia waar betaald moest worden om binnen te komen. Die ouwe Grieken waren ons daar ver mee voor: we moeten echt daarna ong 1000 jaar wachten voor zo’n concertpraktijk weer begint.
Hoe werden dit alles bekostigd?
Allereerst door rijke gezagdragers. die bijvoorbeeld ook compositie-opdrachten gaven. Die werden uitgevoerd als de gezagsdrager met veel show ergens aankwam.
Maar grote evenementen dienden betaald te worden door de rijkste bewoner van een gemeenschap. Die betaalde dus, en hoefde dat dan het jaar erna niet meer te doen. Waarom niet? Nou, het jaar daarna was hij niet meer de rijkste bewoner natuurlijk!
Was dat geld van zo’n gezagsdrager gemeenschapsgeld? Zo werd het wel gezien: hij (ja, altijd een hij) had dat verdiend aan belastingen van de bevolking en werd geacht om het weer te besteden voor het grotere geheel. Aan muziek bijvoorbeeld.
Bach, Beethoven? Volledig gesubsidieerd.
Componisten en muzikanten werden in tijden van Bach en Beethoven bijna alleen betaald door kroon en kruis. Dus: door vorsten en kerkleiders. Die hadden een hele hofhouding in dienst, en de “muziekmensen” hoorden daar ook bij. Muziekmensen, want echt onderscheid tussen componist of muzikant werd niet gemaakt.
Die muziekmensen moesten voor hun betaling vaak wel meer doen dan muziek maken. Taalles geven bijvoorbeeld, of koken en zelfs spioneren bij andere vorsten soms. En de muziek die ze maakten was niet toegankelijk voor de gewone mens. Alleen voor the high and mighty. Het volk moest het doen met hun eigen troubadours.
Maar: de rijke traditie van muziek tussen ong. 1600 en 1800 (barok en klassieke periode dus) zou er niet zijn zonder het geld van vorsten en kerkleiders. Publiek geld dus, zie boven.
Vorsten in de VIP box
Het belang van vorsten en kerkleiders nam rond 1800 af. En de handige impresario / producent deed zijn intrede. Die hield zich ook bezig met het organiseren van muziekevenementen. En dus ook met de financiering ervan. Een echte ondernemer dus!
Maar… waar haalde hij het geld vandaan? Voor een groot gedeelte toch weer van vorsten! Die kochten bij een opera bv één of 2 VIP-boxen voor de hele duur van de productie, of namen een aantal kaarten af. Niet om het volk te verheffen helaas, maar vooral om indruk te maken.
Er is een mooi onderzoek gedaan naar de productie van de opera Gli Amici van componist / ondernemer Capacelli Albergati. Die productie hing aan elkaar van deals met lokale vorsten en aristocraten. Sommige aristocraten huurden de musici die ze in dienst hadden zelfs uit aan producenten.
Vorsten hadden dan wel macht verloren, ze deden nog volop mee in de muziekbusiness. En daarvoor gebruikten ze gemeenschapsgeld.
Kamermuziekensembles en Frans Bauer
De subsidiëring van podiumkunsten zoals we ‘m nu kennen is grotendeels begonnen na de 2e wereldoorlog. Dus: de overheid die een deel van het publieke budget bestemd voor de kunsten, en dus ook muziek.
Zo heeft Nederland internationaal een naam opgebouwd met kamermuziekensembles waarvan een essentiële inkomstenbron subsidiering is. Ontwikkeling van bv hedendaagse gecomponeerde muziek was niet mogelijk geweest zonder deze financiering.
Maar de laatste jaren wordt er breder gekeken door de fondsen. En zijn er ook mogelijkheden voor bv hiphop, pop, dance. Denk bv aan de subsidie die popband De Staat ontving.
En de volkse Nederlandstalige muziek dan? Frans Bauer bv? Die doen het toch geheel zonder publieke ondersteuning? Voor een groot deel is dat inderdaad zo. Maar … grote festivals en evenementen, belangrijk in dit genre, kunnen niet bestaan zonder politie-inzet, goed onderhouden pleinen en publieke voorzieningen. Er is geen onderzoek naar gedaan, maar het zou me niets verbazen als ook de volkse muziek flink profiteert van publieke ondersteuning.
Kortom: hoe muziek vanuit publieke middelen ondersteuning krijgt is in de loop der tijden steeds veranderd. Maar: de ondersteuning, subsidiëring dus, hoort al eeuwen bij een vitale muzieksector.
Moet je voor je werk goed op de hoogte zijn over de muziekbusiness? Donderdag 30 september begint weer de online cursus “Muziek te Koop: Verleden, heden en toekomst van de muziekbusiness”. Je leert bv over ontstaan muziekrechten, muziek publishing, de eerste label deals en veel meer. Check deze link.
Deze blog werd geschreven door Ewout van der Linden, directeur Music Motion
Weer een mooie, verhelderende en feitelijke column! Ook de ‘gearriveerde’ en populaire commerciële acts en artiesten die nu theatertours doen, profiteren van de subsidies die theaters en concertlocaties krijgen. Zonder dat zouden de liefhebbers vee meer voor hun kaartjes moeten betalen, ook bij Bauer, 3J’s envele vele andere entertainers.